Dienstverlening bij De Lijn onder druk, terwijl de Brusselse MIVB blaakt van zelfvertrouwen
Bij de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn staat de dienstverlening onder druk, terwijl de Brusselse MIVB blaakt van het zelfvertrouwen, zo blijkt uit de jaarcijfers, analyseert De Morgen. Waar maakt de Brusselse vervoersmaatschappij dan het verschil met de Vlaamse collega’s?
“De Lijn blikt terug op een uitdagend 2023.” Dat is de titel die De Lijn zelf kleefde boven het begeleidende tekst bij haar jaarverslag. Het zegt veel. Het Vlaamse ov-bedrijf is de eerste om te erkennen dat haar dienstverlening onder druk staat. Het contrast met de MIVB, die net op dezelfde dag met een jaarverslag kwam, is groot. Haar jaarverslag focust op alles wat in 2023 beter ging dan een jaar eerder.
Dat ligt in lijn met een discours dat al langer heerst over de twee vervoersmaatschappijen. Terwijl de MIVB bekendstaat als “een van de meest efficiënte ov-maatschappijen van Europa”, zoals mobiliteitsexpert Kobe Boussauw (VUB) stelt, is de kritiek op De Lijn nooit veraf. Zeker dit jaar, toen Vlaanderen overschakelde naar basisbereikbaarheid. In plaats van aanbodgedreven werkt De Lijn nu vraaggestuurd. Dat kwam neer op het schrappen van meer dan 3.000 bushaltes, vooral in landelijke gebieden. De Lijn zelf benadrukt dat die oefening continu wordt bijgestuurd waar nodig: sinds begin dit jaar is dat al op 342 plaatsen.
Twee jaar geleden al concludeerde een analyse in deze krant dat “de MIVB een klasse hoger speelt dan De Lijn”. Volgens mobiliteitsexpert Dirk Lauwers (UGent en UAntwerpen) is dat verschil nog groter geworden. “Ik denk dat Brussel nog een klasse hoger is gaan spelen, terwijl De Lijn een klasse verder weggezakt is.”
- Dienstverlening bij De Lijn onder druk, terwijl de Brusselse MIVB blaakt van zelfvertrouwen. Illustraties De Lijn/MIVB.