Komt er nog een platformwerkersrichtlijn? Achtergrond en reacties
De EU-richtlijn inzake platformwerk zou in tweeën kunnen worden gesplitst tussen een automatisch vermoeden van werkgeversschap en het gebruik van algoritmisch management nadat de Europese regeringen in december tegen een voorlopig akkoord hadden gestemd.
De Belgen, die op 1 januari het EU-voorzitterschap van de Spanjaarden overnamen, testten het water met de tekst opnieuw, maar liepen volgens Euractiv al snel vast toen ze probeerden te reageren op de zorgen van Frankrijk over een eerdere versie van het dossier, in juli.
In deze versie is de drempel om te profiteren van het wettelijke vermoeden van werkgelegenheid – een nieuw mechanisme om zelfstandige platformwerkers te herclassificeren die voltijdwerknemers zouden moeten zijn – verhoogd en is het toepassingsgebied verkleind. Zowel de Commissie als het Parlement weigerden in te stemmen met deze aanpak en riepen in plaats daarvan op tot een ambitieuzer mechanisme.
De Belgen zaten in een spagaat en eind januari verspreidden ze nog een tekst die het juridische vermoeden feitelijk verwaterde tot niets meer dan een reeks beginselen op hoog niveau, in de hoop op een akkoord van het elfde uur. De tekst, die op 8 februari tijdens de trilogen werd aangenomen, vereist dat de lidstaten een weerlegbaar juridisch vermoeden in hun nationale systemen creëren – zonder in te gaan op de details van de manier waarop dit zal worden toegepast.
Er werd ook een heel hoofdstuk gewijd aan algoritmisch management op de werkvloer – een van de minder politiek controversiële delen van de tekst. Dit omvatte een volledig verbod op de verwerking van bepaalde datasets, waaronder psychologische toestand, religieuze overtuiging of seksualiteit, maar ook privégesprekken of andere informatie, terwijl de persoon geen platformwerk verricht, wat in wezen verder gaat dan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) van de EU. Maar de EU-ambassadeurs zeiden vrijdag nee tegen deze tekst – en hebben het dossier dus hoogstwaarschijnlijk uitgesteld tot de volgende EU-legislatuur.
Vorige maand blokkeerde een coalitie van EU-landen het voorlopige akkoord over de platformwerkersrichtlijn. Maar terwijl het Belgische EU-voorzitterschap het politieke akkoord wil gebruiken als uitgangspunt voor toekomstige discussies, wil het Uber-vriendelijke Parijs van Emmanuel Macron een bredere herziening van het dossier.
“Wat een schande!”, aldus een verklaring van de Sociaal-Democratische Fractie (S&D), waartoe ook rapporteur Elisabetta Gualmini behoort. “Liberale en conservatieve krachten in Frankrijk, Estland, Griekenland en Duitsland hebben een historische kans gemist om alle werknemers in het digitale tijdperk te beschermen.”
“Emmanuel Macron heeft er alles aan gedaan om de belangen van Uber te verdedigen en EU-werknemers meer sociale rechten te ontzeggen”, zegt Leïla Chaibi, een linkse Europarlementariër die leiding heeft gegeven aan de strijd voor sterkere regelgeving voor platformwerk in het EU Parlement. Ze zei dat ze “verbijsterd” was door de uitkomst en waarschuwde dat platformwerkers “heel, heel, heel boos” zouden zijn.
Ondertussen ontkent Frankrijk “elke beschuldiging ultraliberaal of eurosceptisch te zijn”, vertelde een Franse diplomatieke bron aan Euractiv. De nieuwste versie van de tekst vertoonde twee kritische tekortkomingen, zei de diplomaat: de juridische vaagheid van de formulering, die tot implementatieproblemen zou hebben geleid, en het gebrek aan enige harmonisatie bij de toepassing van het vermoeden van werknemersrecht tussen de lidstaten. “Maar we zijn ervan overtuigd dat een deal nog steeds mogelijk is”, voegde ze eraan toe.
- Komt er nog een platformwerkersrichtlijn? Achtergrond en reacties. Foto Bolt.