Sander ‘t Sas: “De criminaliteit begeeft zich nog steeds in de Amsterdamse taxiwereld”
De Amsterdamse ‘Taxioorlog’ van rond de eeuwwisseling houdt nog steeds de gemoederen in de taxiwereld en daarbuiten bezig. Centraal stonden een allesoverheersend taxibedrijf, een corrupte bedrijfsleiding en chauffeurs die rake klappen uitdelen. Journalist Sander ’t Sas deed begin deze eeuw voor Radio Noord-Holland zeven jaar lang verslag van die taxioorlog. Voor het boek dat hij erover schreef, is hij veel verschuldigd aan twee chauffeurs die ook met de politie praatten – en die de overheid daarna keihard liet vallen. Een grove schande, vindt ’t Sas bij NH Nieuws.
Sander ’t Sas, op 26 januari 2000 aanwezig in de Warmoesstraat als verslaggever van Radio Noord-Holland, denkt nog dat de agenten hem zullen sparen. Een misrekening. “Ze zien toch wel dat ik met een microfoon sta?” Lachend: “Het heeft niet mogen baten, ik kreeg enorme klappen op mijn kop.” ’t Sas blijft nog weken last houden van zijn hoofd. Spectaculair was het wel. “En ik stond er middenin. Vanaf dat moment wilde ik weten waarom die chauffeurs zo boos waren.”
Dat hing samen met het ingaan van een nieuwe taxiwet, uit de koker van de paarse kabinetten. “Die moest de taximarkt openbreken”, vertelt ’t Sas. Die markt geniet, vooral in Amsterdam, tot dan toe een slecht imago. In de hoofdstad heeft Taxi Centrale Amsterdam (TCA) het monopolie in handen. Er zijn minder dan 700 vergunningen in omloop en een taxiritje is vaak schreeuwend duur. Rijden op de taxi is dan ook een gewilde baan. Chauffeurs die een vergunning willen, steken zich vaak voor tonnen in de schulden. “Zo’n vergunning kon je aan het einde van je loopbaan weer voor veel winst doorverkopen.” Totdat het uitgeven van vergunningen met het ingaan van de nieuwe wet niet meer door de gemeente Amsterdam, maar door het Rijk wordt gedaan. Iedereen die dat wil, kan taxichauffeur worden. De vergunningen van de TCA chauffeurs verliezen in één klap al hun waarde.
Dat die chauffeurs kwaad waren, snapt ’t Sas best. “Maar dat ze hun woede uitten tegen de nieuwkomers, zoals TaxiDirekt, snap ik dan weer niet.” Het is immers de Rijksoverheid die de wet doorvoert, vindt hij. De TCA-leiding en vooral directeur Dick Grijpink lijken het geweld alleen maar aan te moedigen. “Grijpink zei tegen de chauffeurs: “Als je in de problemen komt, betalen wij de juridische kosten.” Dat werd gezien als een indirecte oproep dat hij het wel prima vond dat het gebeurde.
“Nadat het TCA-bestuur zelfs een tijd in de gevangenis heeft gezeten, is voor sommige chauffeurs van TCA de maat vol: zij vinden dat Grijpink en zijn maten het bedrijf beschadigen. “Chauffeurs Cees Meesters en Jan den Hartog hebben sindsdien jaren met de politie gepraat.” Het komt hen duur te staan: de taxicentrale deelt Den Hartog en Meesters nog maar nauwelijks ritten uit. Het ergste vindt ’t Sas nog dat de hele kwestie met een sisser afloopt. “Het is niet eens voor de rechter gebracht. Jan en Cees zijn werkelijk op alle mogelijke manieren benadeeld door de overheid. Ik vind dat echt een grove schande.”
Grijpink wordt uiteindelijk toch veroordeeld – voor het houden van hennepplantages. “Hij is toen drie jaar de bak in gegaan”, vertelt ’t Sas. “De andere bestuurders zijn nooit veroordeeld. Zeven jaar lang doet ’t Sas verslag van de taxioorlog. Over die tijd schreef ’t Sas een boek, dat deze week verschijnt.
Volgens de journalist is er maar weinig verbeterd in de taxibranche. “Er is wel een belangrijk verschil met toen: destijds waren het er te weinig, nu zijn het er veel te veel. Daardoor kunnen ze ook niet heel goed geld verdienen.” Dikwijls proberen chauffeurs volgens ’t Sas dan ook wat extra’s te verdienen, bijvoorbeeld in de wapen- of drugshandel. “Die criminaliteit begeeft zich nog steeds in de wereld. Eigenlijk is het er sinds de taxioorlog niet beter op geworden.”
- Sander ‘t Sas: “De criminaliteit begeeft zich nog steeds in de Amsterdamse taxiwereld” Redactiefoto.