Er moet wel grote opluchting zijn in het Brabantse provinciehuis, veronderstelden het Brabants Dagblad en andere Brabantse media gisteren. Arriva mag het busvervoer in Oost-Brabant blijven uitvoeren en niet de Israëlische busmaatschappij EBS. Die gedachte alleen al leidde tot flinke politieke discussies en protesten. 

Nieuwkomer EBS was samen met Arriva in de race om vanaf december volgend jaar het busvervoer te verzorgen in deelgebied Oost-Brabant. Het moederbedrijf van EBS, Egged, staat al jaren op de zwarte lijst van de Verenigde Naties omdat het vervoer regelt van, naar en tussen Israëlische nederzettingen in Palestijnse gebieden. GroenLinks-PvdA, de Partij voor de Dieren en Volt waren fel tegen de deelname van de omstreden busmaatschappij. JA21-leider Willem Rutjens sprak juist van een boycot van Joodse ondernemingen.  

Maar uitsluiting van het bedrijf behoorde niet tot de mogelijkheden. “Deze gunning heeft niets te maken met de discussie die is ontstaan rondom EBS”, stelt woordvoerder Tessel Linders van de Provincie Noord-Brabant. “Het is een besluit op basis van vooraf vastgestelde criteria.” Arriva kwam dus gewoon als beste uit de bus? “Ja. Arriva had ook het voordeel dat ze hier al langer zitten.” 

EBS-directeur Wilko Mol liet de krant weten het ‘ontzettend jammer’ te vinden dat ze niet hebben gewonnen. “Ons plan is zeer goed beoordeeld, maar dat van Arriva net iets beter.” Mol wil niet reageren op alle commotie rondom zijn bedrijf. “Dat wij niet gewonnen hebben, heeft daar niets mee te maken.” Het besluit is pas definitief na een bezwaartermijn van zes weken. Of hij in bezwaar gaat, laat EBS-directeur Mol in het midden: „We gaan eerst de beoordeling goed lezen.” 

• Brabantse media: “Busvervoer Oost-Brabant opnieuw naar vertrouwde Arriva: Israëlische vervoerder EBS grijpt mis.” EBS-directeur Mol: “We gaan  eerst de beoordeling goed lezen” Foto Arriva.