KiM-onderzoek naar veranderd reisgedrag in het ov: ‘Waar is de ov-reiziger gebleven?’
Het gebruik van het openbaar vervoer (ov) is sinds de COVID-19-pandemie sterker veranderd dan het gebruik van andere vervoerwijzen. Hoewel mensen na het afschaffen van alle COVID-maatregelen wel weer vaker het ov nemen, blijft het herstel van het aantal reizigers duidelijk achter in vergelijking met gebruikers van de auto of de (elektrische) fiets.
Dit komt onder meer doordat ov-reizigers veel vaker blijven thuiswerken dan andere reizigers. Ook maken zij minder zakelijke reizen. Daarnaast is het aantal mensen dat bij voorkeur het ov gebruikt voor vrijetijdactiviteiten, afgenomen. De veranderingen lijken grotendeels structureel van aard. De pandemie is niet de enige reden voor het verminderde ov-gebruik. Ook andere factoren spelen een rol, zoals een hoge inflatie en een gedaald ov-aanbod.
Dit concludeert het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) in de publicatie ‘Waar is de ov-reiziger gebleven?’. Het kennisinstituut onderzocht hoe het (mobiliteit)gedrag tussen 2019 en 2022 is veranderd. Het gaat daarbij zowel om de dagelijkse activiteiten die Nederlanders ondernemen als de manier waarop zij naar die activiteiten toe reizen.
Sinds de COVID-19-pandemie werken Nederlanders vaker thuis. Vóór de pandemie werkten zij gemiddeld 11% van de werkuren thuis, tegenover bijna een kwart van de werkuren (23%) eind 2022. De ov-forens werkte vóór de pandemie al vaker thuis (15% van de werkuren), maar doet dat eind 2022 voor meer dan een derde (36%) van de werkuren. Ook maakt de ov-forens aanzienlijk minder zakelijke reizen dan voorheen, voornamelijk door de toename van digitale vergadermogelijkheden. Terwijl werkenden eind 2022 gemiddeld 21% minder zakelijke reizen maakten in vergelijking met vóór de pandemie, was de daling onder ov-forenzen veel sterker, namelijk 55%. Daarnaast nam het aantal werkenden dat het ov kiest voor de woon-werkreis af.
Ook voor vrijetijdactiviteiten, zoals winkelen of een dagje weg, is het ov-gebruik veranderd. Nederlanders ondernemen eind 2022 gemiddeld 6% minder vrijetijdactiviteiten buitenshuis dan vóór de pandemie. Voor mensen met een voorkeur voor de trein of voor bus, tram of metro (btm) is die afname groter, respectievelijk 10% en 23%. Naar de activiteiten die nog wel worden ondernomen, geven Nederlanders er minder vaak de voorkeur aan om met het ov te reizen.
Volgens het KiM is het aannemelijk dat deze veranderingen in mobiliteitsgedrag grotendeels structureel van aard zijn, omdat reizigers al langere tijd niet meer in hun activiteiten gehinderd worden door contactbeperkende maatregelen. Dat wil niet zeggen dat het totale ov-gebruik niet meer zal toenemen. Ook andere ontwikkelingen hebben daar invloed op, zoals de bevolkingsgroei en het aanbod van ov. De verwachting is dat het ov-gebruik stijgt, wanneer dit aanbod weer toeneemt.
Binnenkort komt het KiM met prognoses voor het ov-gebruik in de komende jaren, naast prognoses voor het wegverkeer en de fiets.
- KiM-onderzoek naar veranderd reisgedrag in het ov: ‘Waar is de ov-reiziger gebleven?’. Redactiefoto.