Antwerpen neemt afscheid van ruim zestig jaar oude trams
Na meer dan zestig jaar trouwe dienst verdwijnen de nog overgebleven oudste Antwerpse PCC-trams, de zogeheten platkoppen, zondagavond 12 maart uit het stadsbeeld. Samen met lijn 11. Door de zéér trage vernieuwing van een aantal straten keert deze lijn pas in 2025 terug. Il faut le faire.
De bijnaam platkop werd destijds door het personeel bedacht om een onderscheid te maken tussen een PCC-tram mét en een zonder koppelingen. De platkoppen behoren tot een reeks van 61 PCC-trams die in de periode 1960-1962 instroomden. Daarna volgden er nog 105.
PCC is de afkorting van de Presidents’ Conference Committee-Car, een in de VS ontwikkeld tramtype dat niet alleen in Amerika maar ook in enkele Europese landen een succes was.
In 1929 organiseerden de directeuren van de trambedrijven in de VS een conferentie over de toekomst van de tram. Besloten werd om een moderne, wat betreft componenten gestandaardiseerde tram te ontwikkelen die de strijd met de oprukkende auto en bus zou aankunnen.
Het resultaat was een door de Transit Research Corporation (TRC) ontwikkelde, voor die tijd revolutionair ontwerp met vernieuwingen zoals een zelfdragend koetswerk, mechanische ventilatie bij de aandrijving, het gebruik van rubber in de ophanging en een traploze versnelling en beremming. De draaistellen en de elektrische uitrusting waren standaard, de afmetingen konden variëren.Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw trok een PCC bij stoplichten sneller op dan de gemiddelde middenklasauto.
De productie van PCC-trams startte in 1935. Er werden indrukwekkende aantallen gebouwd, niet alleen in de Verenigde Staten maar ook elders in wereld.
La Brugeoise et Nivelles (BN) en ACEC (nu Alstom Transport) verwierven in 1946 de TRC-licentie voor de West-Europese markt. HTM, het trambedrijf van Den Haag, en de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) waren de eerste klanten. De Amerikaanse PCC diende als model, weliswaar korter en smaller. Voor Brussel, Marseille, Saint-Etienne, Belgrado, Antwerpen en Gent ontwierp BN zelf een wagenbak. In de periode 1949-1975 werden aan Den Haag 234 PCC’s geleverd. In 1993 verdween het laatste exemplaar uit de reizigersdienst.
Aan Antwerpen leverde het consortium BN-ACEC van 1960 tot 1975 166 PCC’s. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden 105 PCC’s uitgerust met een chopperinstallatie en bredere deuren. Ook de oudste PCC’s kregen choppers, zodat ze eigenlijk geen pure PCC’s meer zijn. Als laatste stad kreeg Gent in de periode 1971-1974 54 tweerichtings-PCC’s.
In Gent rijden geen PCC’s meer in de dagelijkse dienst. Een aantal grondig gerenoveerde trams rijdt nu op de Antwerpse lijn 12. Het eindpunt Sportpaleis is door de Oosterweelwerkzaamheden niet bereikbaar. Schijnpoort is het voorlopige eindpunt. Omdat daar geen keerlus is, worden Gentse PCC’s ingezet.
Een aantal trambestuurders en reizigers vindt het jammer dat de nostalgische platkoppen verdwijnen, maar ze snappen dat de trams niet meer beantwoorden aan de comforteisen van de gebruiker. Op straatniveau in- en uitstappen vergt een goede conditie. Voorts zijn de deuren te smal voor een rollator of kinderwagen. Maar dankzij de draaistellen is het rijcomfort van een PCC wel beter dan die van een lagevloertram.
- Een ‘platkop’ in hartje Antwerpen. In- en uitstappen op straatniveau vereist een flinke lenigheid. Foto Herman Welter.