Duits ov: bijna elke derde persoon is ontevreden over de bus- en treindiensten
Het nieuwe kaartje van 49 euro is bedoeld om volgend jaar het openbaar vervoer goedkoper en gebruiksvriendelijker te maken. Maar uit een nieuw onderzoek blijkt dat ook de kwaliteit van het ov-aanbod in Duitsland flink moet verbeteren. In de steden is het lokale vervoer vaak relatief goed maar op het platteland is de situatie vaak heel anders.
Slechts 70 procent van de Duitsers voelt zich goed bediend met het lokale ov. Dat blijkt uit een nieuwe studie van het onderzoeksinstituut Kantar, in opdracht van reizigersorganisatie Pro-Bahn, de Duitse Federatie voor Milieu en Natuurbehoud (BUND) en de Duitse Raad voor Verkeersveiligheid. De 2.000 representatieve deelnemers die het instituut in oktober selecteerde, zouden graag zien dat de bussen en treinen in alle deelstaten aanzienlijk beter op elkaar aansluiten.
Uit de resultaten van de nieuwe mobiliteitsbarometer blijkt dat “een grote meerderheid van de Duitsers het kaartje van 49 euro kan gebruiken en in hun eigen woonplaats gebruik zal maken van het aanbod,” benadrukte Dirk Flege bij de presentatie van het onderzoek in Berlijn. Voor de directeur van de Pro-Bahn alliantie bevestigt het onderzoek echter ook dat de politiek veel meer moet doen om het ov zo snel mogelijk aantrekkelijker te maken. De huidige financiering is niet voldoende voor de dringend noodzakelijke uitbreiding van het aanbod. Daarvoor wordt van de federale overheid meer inzet verlangd.
Een interessante bevinding van het onderzoek is dat 35 procent van de respondenten niet tevreden is met het aantal vertrekken bij de dichtstbijzijnde bus- of treinhalte. Daarentegen vindt slechts 15 procent de afstand tot het dichtstbijzijnde station een probleem. Een betere afstemming is dan ook een belangrijke hefboom om het aanbod te verbeteren, benadrukt Flege.
De mobiliteitsbarometer laat zeer sterke verschillen zien tussen de 16 deelstaten als het gaat om de vraag of mensen zich lokaal goed bediend voelen met bussen en treinen. Bovenaan staan - na de drie stadstaten Bremen, Hamburg en Berlijn met hun grote en goed-geplande ov-aanbod – Thüringen, Noordrijn-Westfalen en Hessen. In het midden volgen Baden-Württemberg, Brandenburg, Nedersaksen, Saarland, Saksen en Sleeswijk-Holstein. Onderaan staan Saksen-Anhalt, Beieren en helemaal onderaan Rijnland-Palts en Mecklenburg-Vorpommern. In het dunbevolkte noordoosten van de republiek voelt slechts 44 procent van de mensen zich goed bediend door het ov.
Opmerkelijk is ook het slechte resultaat in Rijnland-Palts (51 procent), waar de huidige minister van Verkeer, Volker Wissing (FDP), van 2011 tot 2016 verantwoordelijk was voor het ov. Michael Carl, de plaatsvervangend voorzitter van de BUND Rheinland-Pfalz, zei: “Voor de ondervraagden was het belangrijkste punt van kritiek dat er niet genoeg bus- en treinverbindingen waren. Om een verkeersomslag te realiseren is een forse toename van spoorkilometers nodig, zoals blijkt uit het gebruik van het 9-eurokaartje. De interesse van reizigers was met het bestaande aanbod nauwelijks te managen. Het is absoluut noodzakelijk dat niet alleen meer treinen worden ingezet op bestaande trajecten, maar ook dat een aantal spoorlijnen opnieuw worden geactiveerd, verbeterd en geëlektrificeerd”.
- Duits ov: bijna elke derde persoon is ontevreden over de bus- en treindiensten.