EU neemt na twee jaar touwtrekken toch de (afgezwakte) richtlijn platformwerk aan
Het is een lange reis van ruim twee jaar geweest, maar de goedkeuring van de platformarbeidsrichtlijn gisteren, woensdag 24 april, markeert het einde van een lange cyclus van intensieve onderhandelingen. Tot het laatste moment was men bezorgd dat er tegen het einde van de zittingsperiode van het Europees Parlement niet eens over het dossier zou worden gestemd.
Het Europees Parlement heeft gisteren tijdens een plenaire zitting met overweldigende meerderheid een ‘light’ versie van het ‘Platform Workers Directive’ goedgekeurd, een afgezwakte versie van de langbevochten EU-platformwerkrichtlijn, waarmee twee jaar intensieve onderhandelingen werden beëindigd met 554 stemmen voor en 56 tegen. Richtlijnrapporteur Elisabetta Gualmini was opgelucht: “De aanvaarding laat zien dat de EU niet alleen een belangrijke regelgevende autoriteit is, maar ook daadwerkelijk de levens van mensen kan beschermen”, zei ze gisteren in de plenaire vergadering.
De EU Raad moet de tekst nog formeel goedkeuren – een stap die waarschijnlijk niet tot grote vertragingen zal leiden. De lidstaten hebben twee jaar de tijd om de richtlijn in hun nationale wetgeving te integreren en ten uitvoer te leggen. De zwakte van de richtlijn is dat de EU geen uniforme richtlijn kon aannemen, maar de lidstaten de invulling er van via eigen wetten laat bepalen. De vraag is ook of de uitzondering voor taxicentrales – die theoretisch nog steeds bestaat – waarin aangesloten chauffeurs géén werknemers worden, in de wetgeving van de lidstaten behouden blijft.
De richtlijn is de eerste poging van de EU om de groeiende kluseconomie te reguleren en is bedoeld om ervoor te zorgen dat werknemers profiteren van de contractuele status die het beste past bij hun relatie met digitale platforms zoals Uber, Bolt of Deliveroo. Uit gegevens van de EU Commissie blijkt dat het aantal platformwerkers naar verwachting zal stijgen van 28 miljoen in 2022 naar 43 miljoen in 2025 – van wie 5,5 miljoen vandaag de dag het slachtoffer zouden kunnen worden van contractuele misclassificatie.
Even belangrijk is dat de nieuwe richtlijn ook belangrijke nieuwe regels creëert voor algoritmisch management op de werkplek. Het bevat een volledig verbod op de verwerking van bepaalde persoonlijke gegevens en zorgt er voor dat belangrijke algoritmische beslissingen – over ontslag, werktoewijzing en beloning – door een mens worden genomen en gecontroleerd.
De meningsverschillen tussen de EU-lidstaten over de creatie van een nieuw instrument genaamd de ‘Legal Employment Presumption of Employment’ zijn bijzonder verhit en destructief geweest. Met dit herclassificatieproces zouden zelfstandige platformwerkers worden geclassificeerd als voltijdse werknemers met overeenkomstige rechten op sociale bijstand. Werknemers kunnen deze status bereiken als ze aantonen dat het platform hun werk beheert, wat in het arbeidsrecht bekend staat als ondergeschiktheid.
De EU Raad, die de 27 lidstaten vertegenwoordigt, en het Europees Parlement zijn het al lang oneens over de manier waarop het wettelijke vermoeden zou werken en welke criteria moeten worden gebruikt om ondergeschiktheid te bepalen. Er was een diepe kloof in de Raad tussen voorstanders van een ambitieuze richtlijn met een groter toepassingsgebied en landen die bezorgd waren dat het dossier innovatie onder (platform)ondernemers zou onderdrukken en een negatief effect zou hebben op de nationale werkgelegenheidsniveaus.
Het inventieve Belgische voorzitterschap van de EU-Raad nam in februari uiteindelijk met succes de radicale beslissing om de richtlijn in zijn geheel te verzwakken ten opzichte van de oorspronkelijke versie van de Europese Commissie, in de hoop op een snellere goedkeuring. Ondergeschiktheidscriteria met betrekking tot het wettelijke vermoeden van een werknemersrelatie tussen platform en platformwerker, ooit een centraal kenmerk van de tekst, zijn verwijderd.
De herziene tekst verplicht alle lidstaten om binnen twee jaar een juridisch vermoeden in hun nationale systemen in te voeren – zonder duidelijke richtlijnen over hoe individuele lidstaten dit in de praktijk moeten doen.
Deze definitieve, beperkte versie van de richtlijn kreeg in het zicht van de finish nog steeds te maken met sterke tegenstand van een groep landen – Frankrijk, Duitsland, Estland en Griekenland – die een blokkerende minderheid dreigden te vormen. In maart werden de lidstaten het uiteindelijk eens over de tekst tijdens een bijeenkomst van de ministers van Arbeid van de EU, waarbij Tallinn en Athene op het allerlaatste moment hun stem aan de tekst gaven; Frankrijk en Duitsland vormden toen een duidelijke minderheid.
- EU neemt na twee jaar touwtrekken toch de (afgezwakte) richtlijn platformwerk aan. Redactiefoto.