De EU-Raad sluit taxiondernemers, aangesloten bij een taxicentrale, niet uit van de definitie van platformwerk; Kunnen de lidstaten straks de richtlijn à la carte toepassen?
Na het EU-Parlement en de EU-Commissie heeft nu ook de Raad van de Europese Unie overeenstemming bereikt over EU-brede criteria voor het definiëren van platformwerk. Daarin zijn taxicentrales nu niet uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn.
Tijdens het Zweedse voorzitterschap, dat op 30 juni afloopt, werd in de Raad van de EU op het laatste moment met veel pijn en moeite een compromis bereikt over de algemene oriëntatie van de platformwerkrichtlijn. Het Zweedse voorzitterschap heeft van deze richtlijn een van zijn prioriteiten gemaakt. Maar de verschillen tussen de EU-lidstaten zijn groot.
Tot teleurstelling van de taxisector en in tegenstelling tot haar eerdere mededelingen, viel de expliciete uitsluiting van taxicentrales van de reikwijdte van de richtlijn – ondanks hard lobbywerk van de internationale lobbygroep Taxis4SmartMobility, op aangeven van het EU-Parlement – buiten de boot. Aangezien het EU-Parlement in februari al een besluit had genomen, waarin de taxicentrales buiten de concept-richtlijn bleven, maakt het akkoord van de Raad de weg vrij voor onderhandelingen tussen de EU-instellingen. Het lijkt er zo langzamerhand op dat elk land straks de platformrichtlijn op eigen wijze – à la carte zogezegd – kan toepassen.
Na meer dan een jaar van intense onderhandelingen hechtte de Raad afgelopen week zijn goedkeuring aan een algemene oriëntatie over de richtlijn platformwerken, waarin de definitie van een ‘digitaal werkplatform’ wordt beperkt, als “welkome bijdrage aan het verduidelijken van de relevante definitie en criteria”, aldus de internationale lobbyorganisatie IRU in een persbericht in een poging om de relevante definitie en criteria te verduidelijken. “De Raad heeft echter nagelaten taxibedrijven expliciet uit te sluiten van het toepassingsgebied van de richtlijn”, aldus de IRU.
Het standpunt van de Raad van de EU introduceert algoritmische controle- en besluitvormingssystemen als extra lagen voor de definitie van “digitale werkplatforms”, waardoor het risico wordt verkleind dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot de hele (fysieke) economie. Hoewel dit volgens de IRU een stap in de goede richting is, blijft het risico bestaan dat taxicentrales onder de reikwijdte van de wetgeving vallen. Net als het EU-Parlement had de EU-Raad taxibedrijven uitdrukkelijk moeten uitsluiten en het arbeidsrecht voor zelfstandige taxichauffeurs moeten handhaven.
Raluca Marian, Director EU Advocacy & General Delegate van de IRU, zei: “De richtlijn moet zich richten op schijnzelfstandigheid en platforms die alleen digitaal zijn, zonder de traditionele operatoren onbedoeld te belasten, in volledige overeenstemming met de EU-wetten en arbeidssystemen. Vervoersbedrijven, waaronder taxibedrijven, dragen al lang bij aan overheidsbegrotingen en socialezekerheidsstelsels.”
“We verwelkomen de vastberadenheid van de EU-Raad om meer duidelijkheid te brengen in de richtlijn platformwerk en zich alleen te concentreren op het probleem, namelijk de pure platformeconomie. Maar de definitieve tekst moet verduidelijken dat taxibedrijven niet binnen de reikwijdte vallen”, voegde ze eraan toe.
- De EU-Raad sluit taxiondernemers, aangesloten bij een taxicentrale, niet uit van de definitie van platformwerk; Kunnen de lidstaten straks de richtlijn à la carte toepassen? Redactiefoto.